Landschapsbeheer Friesland. Alle Rechten Voorbehouden." /> Historische Wandelpaden - LandschapsBeheer Friesland - Wandelroutes

Wandelroute 24. Dokkum - Zwaagwesteinde

Afstand: 11,6 km
Duur: ± 2,75 uur
Ondergrond: 6,4 kilometer van het wandelpad bestaat uit verharde wegen en paden, waarvan 3,4 kilometer fietspad is. 1,6 kilometer loopt over half verharde paden.
Honden: Op openbaar terrein zijn honden toegestaan.
Geopend: januari t/m januari
Streekverhalen: open pagina
Kaart: geen kaart beschikbaar
Gps: geen gps route beschikbaar
printen: printversie
Begin- en eindpunt
Route 24 start op het Zuiderbolwerk in Dokkum bij route knooppuntbord 31. U neemt de Woudpoortbrug en slaat gelijk linksaf de Stroobosserweg op, in de richting van het monument van Bonifatius. Dan door het Fonteinpark. Voorbij het park gaat u linksaf en na 100 meter rechtsaf het Damwaldsterreedsje richting Damwoude.

De route eindigt bij de spoorwegovergang in Zwaagwesteinde.
Als u start in Zwaagwesteinde begint de route op de Noorderstationsstraat bij de Lidl. U loopt over de Noorderstationsstraat in noordelijke richting. De route komt langs de Oudheidkamer en via de Voorstraat komt u uit bij de brug over de Nieuwe Vaart. Hier neemt u het fietspad langs de vaart.

Faillissement
In Dokkum begint de route op het Zuiderbolwerk, bij de Woudpoortbrug. De verdedigingswerken rond Dokkum werden in 1583 voltooid, waarna de stad nog slechts toegankelijk was via vier poorten: de Hanspoort, de Halvemaanspoort, de Aalsumerpoort en de Woudpoort. Elke avond om tien uur gingen de poorten dicht en was de stad hermetisch afgesloten. Al zijn de poorten verdwenen, nog altijd worden in Dokkum om vijf voor tien de klokken geluid als waarschuwing aan iedereen die zich buiten de bolwerken bevindt, dat haast is geboden.


(duidelijk herkenbare bolwerken)

Over de Woudpoortbrug vervolgt u uw tocht langs de Stroobosser Trekvaart. De vaart loopt van Dokkum naar Gerkesklooster en Stroobos, waar hij aansluit op het Prinses Margrietkanaal. In de tweede helft van de 17de eeuw ging het Dokkum economisch niet voor de wind. Het stadsbestuur gaf opdracht de Stroobosser trekvaart aan te leggen, in de hoop door een betere verbinding over het water met Groningen meer scheepvaartverkeer aan te trekken. Het project bleek echter te hoog gegrepen. Door de hoge kosten ging de stad Dokkum failliet. Het eigendom van de vaart kwam in handen van een aantal schuldeisers. Via tolhuizen aan de vaart probeerden zij hun investering terug te verdienen.

Heilzame bron
Wanneer u de trekvaart verlaat, loopt u in de richting van de Bonifatiusbron, die jaarlijks vele pelgrims naar Dokkum voert. Het water in deze bron zou een heilzame werking hebben. De afgelopen twee decennia is de belangstelling hiervoor sterk toegenomen. De reputatie van het bronwater gaat ver terug. Zo zou Gemma Frisius, de in 1508 in Dokkum geboren internationaal bekende wiskundige, astronoom en topograaf, door dit water zijn genezen. Frisius werd geboren als Regnier Gemma. Zijn ouders waren zeer arm en stierven beiden toen hij nog erg jong was. Zijn stiefmoeder nam de kreupele Regnier op zesjarige leeftijd mee naar de bron van Bonifatius, waarna zijn benen als bij een wonder sterker werden. Frisius bleef echter zijn hele leven een fragiele verschijning. In 1555 overleed hij in Leuven, waar hij als professor in medicijnen en wiskunde aan de universiteit werkte.


(Bonifatiusfontein)

Eendenkooi
U vervolgt uw pad richting Wouterswoude. Even buiten Dokkum bevindt zich aan uw linkerhand een eendenkooi. Een eendenkooi is van oorsprong een plek waar eenden werden gevangen voor consumptie. Tegenwoordig worden ze steeds vaker gebruikt om eenden te ringen. Een eendenkooi bestaat uit een flinke vijver, waarop een aantal smalle sloten uitkomt, de zogenaamde vangpijpen. De pijpen zijn aan weerszijde van rietschermen voorzien. Om trekkende eenden te lokken, houdt de kooiker op de kooiplas een groot aantal staleenden die hij dagelijks voert. Zij zijn gewend aan de kooiker en zijn hond (de kooikershond).

 

(eendenkooi, foto: Meindert van Dijk)

Als het jachtseizoen is geopend, laat de kooiker zijn hond langs de pijp lopen om de rustende vreemde eenden te lokken. Het hondje loopt voor en achter de rietschermen langs. Zijn opvallende grote witte pluimstaart, die steeds verdwijnt en weer tevoorschijn komt, wekt de nieuwsgierigheid van de eenden. Zij zwemmen de steeds nauwer wordende pijp in. Hier worden ze door gebruik van een net en de lichtinval in de eendenkooi in de val gelokt. De uitdrukking 'de pijp uitgaan' is ontleend aan deze vorm van eendenjacht.

Zwagermieden
Op het kruispunt slaat u linksaf, langs het Swalkerhûs, om vervolgens links de Tjeerd Foekeslaan te nemen. Deze laan is waarschijnlijk genoemd naar de boer Tjeerd Foekes die rond 1700 in Damwoude is geboren. Van hem weten we slechts dat hij in 1728 is gedoopt en vijf jaar later in ondertrouw ging met Sjoukje Alles uit Burgum. Of het huwelijk ooit is voltrokken is niet bekend. Tjeerd Foekes overleed in 1746.

U volgt dit pad (dat overgaat in de Johannes Dirkslaan) tot de Dwarslaan. Hier slaat u af naar de Zuiveringsinstallaties. U steekt de petsloot over en loopt verder langs de dijk. U wandelt nu langs de Zwagermieden. Zoals veel dorpen in Noordoost-Fryslân heeft ook Zwaagwesteinde (de Westerein) een eigen natuurgebied, in de regio bekend als Mieden. Het zijn vaak wat sompige graslanden. De eerste permanente bewoners vestigden zich ongeveer 1000 jaar geleden in de miedengebieden. Zij kwamen uit de kleistreek en trokken via de aanwezige veenriviertjes de veenmoerassen binnen. Met sloten en greppels ontwaterden zij de natte veengrond om hiervan bruikbare landbouwgrond te maken. Deze pioniers legden de basis voor de huidige indeling van de dorpsgebieden en de verkaveling in lange stroken, die vanuit de lucht goed zichtbaar is.


(Johannes Dirkslaan)

De Westerein
Zwaagwesteinde dankt zijn ontstaan als zelfstandig dorp aan de formele scheiding van de grietenijen Kollumerland en Dantumadeel in de late Middeleeuwen. De grens tussen deze twee grietenijen werd getrokken tussen Kollumerzwaag en de westelijke buurtschap van dat dorp, het Westeinde genaamd. In oorsprong is Zwaagwesteinde een boerendorp. Toch staat het bekend als heidedorp. In de 19de eeuw vestigden veel veenarbeiders en losse arbeiders zich op de onaantrekkelijke heidevelden. Hun spitketen en heidehutten, die de bittere armoede waarin zij leefden weerspiegelden, veranderden het karakter van het dorp. Vanaf 1910 kwam er onder meer door toedoen van de woningcorporaties verbetering in de woonomstandigheden. Aan de Tolweg staan nog twee van de vroegste woningwetwoningen (uit 1912). De laatste spitkeet werd in 1939 gesloopt.

Aan het eind van de 18de eeuw vestigde Salomon Levy zich in Zwaagwesteinde. Deze joodse koopman uit Hessen legde er de basis voor kleinhandel in onder andere textiel. Kledingnijverheid en venten en kramen boden de broodnodige werkgelegenheid. Het vormde het karakter van de bevolking. In de boeken die Theun de Vries schreef over zijn jeugd in deze streek, komt dit karakter regelmatig naar voren.



pagina 1

terug naar overzicht